Clichés in de spreektaal

¨Weertje, hè¨

Deze uitspraak blinkt niet uit in originaliteit, maar dit blijkt niet altijd nodig te zijn. In de spreektaal vervullen clichés een aantal nuttige functies:

  • als smeermiddel
  • als façade
  • als magische formule
  • als middel om veiligheid te verschaffen
  • als groepsbinding
  • als bemoediging (of goedprater)

Clichés als smeermiddel

tube met prut

Het cliché als smeermiddel

Vooral op het moment wanneer mensen contact met elkaar maken, wordt dankbaar gebruik gemaakt van gemeenplaatsen. Op de fora die over dit onderwerp gaan, zijn veel mensen aanwezig die zich ergeren aan uitspraken als: “Heb je het kunnen vinden” als zij ergens worden binnengelaten. Maar zij vergeten dat het bij het communiceren niet alleen om het overbrengen van interessante informatie draait. Het kan ook dienen om een band met elkaar te smeden of contact weer aan te halen als men elkaar een tijd niet gezien heeft. Een soort smeermiddel dus. Die manier van communiceren verschilt niet wezenlijk van het vlooien, zoals dat door apen wordt gedaan. Door in deze veilige modus te treden, hoopt men een zekere mate van vertrouwelijkheid op te bouwen. Hierna kan men zich veel vrijer voelen om meer zinvolle, authentieke informatie te verstrekken.

Dit soort clichés spelen ook een grote rol bij noodzakelijke interacties zoals bij artsen. “Hoe gaat het met u”, vraagt hij als hij tijdens zijn ronde langs de ziekenzalen aan het bed van de patiënt komt te staan. Het is een routinematig gestelde vraag die weinig emotionele inzet toont. Hij zit niet te wachten op een lang en indringend verhaal, daar is geen tijd voor, en hij richt zijn blik al gauw op de grafieken die aan diens bed hangen. Wat te denken van serveersters in De Verenigde Staten die met een smile van oor tot oor vragen “How are you?”. Stel je voor dat een klant antwoordt :“Not very well” en vervolgens al zijn tegenslagen gaat opnoemen. Dan zou de serveerster raar opkijken.

Veel clichés zijn codes geworden

Achter deze codes gaat een heel verhaal schuil. Het zijn geaccepteerde façades, waarin je impliciet duidelijk maakt dat je niet de hele waarheid wenst te vertellen. Een voorbeeld hiervan is af te sluiten met: “Ach ja, het leven gaat door” nadat je zojuist hebt verteld dat je net een dierbaar persoon verloren hebt. Op dat moment kan je het gevoel hebben dat je wordt verscheurd door verdriet en je even niet weet hoe je verder moet, maar je hebt er beslist geen trek in om dit de ander uit te leggen. Het persoonlijke, het authentieke, wordt zo bewust omzeild. Vaak wordt dit door de ander ook nog op prijs gesteld omdat die op deze manier minimaal geconfronteerd wordt met de eigen angsten.

Over angst wordt liever niet gesproken, hetzelfde geldt voor boosheid. De overheersende communicatietrend is er een van positief denken. Men moet met de sfeer van de groep meegaan. Stel je vragen dan ben je moeilijk aan het doen. Als je niet oppast, krijg je al gauw het etiket cynisch en zuur opgeplakt. Men is wars van moeilijk doen. De uitdrukking “Dat zou zomaar kunnen” is een toonbeeld van deze, gespeelde nonchalance. Men heeft er geen zin in om er verder over na te denken. Of: “Moet kunnen” is er ook nog zo een.

Tijdens een rouwstoet wordt confetti gestrooid

Niet moeilijk doen!

Clichés als magische formules

Gemeenplaatsen kunnen de eeuwenoude kracht van magie in zich dragen. Mensen denken een situatie door woorden te kunnen beïnvloeden, zoals de uitroep “gezondheid!” wanneer iemand niest. Maar ook door dingen niet rechtstreeks uit te spreken, hopen mensen mogelijk onheil af te kunnen wenden. Authenticiteit kan in sommige gevallen namelijk gevaarlijk zijn. Door onwenselijke situaties precies te benoemen, zijn we bang die daardoor juist op te roepen. “Het zal toch wel niet?” Wat “het” precies betekent, laat de spreker aan het begrip van de ander over. Hij wenst dit niet zelf uit te leggen. Niet voor niets wordt er kwistig met clichés gestrooid bij geboorten en begrafenissen. Juist bij deze gebeurtenissen liggen de zaken zo gevoelig. Eén verkeerd woord (“hij is wel erg klein”) en het welzijn van het jonge leven staat wellicht op het spel. Onzekerheid maakt bijgelovig. Dan kan je beter uitroepen dat het kind zo verrassend veel op zde vader lijkt. Eén verkeerd woord tijdens de uitvaart en je hebt de gevoelens van mensen diep gekwetst. Ook al was het algemeen bekend dat ome Joop een ongelovige gierigaard was.

Clichés lijken volgens socioloog Zijderveld extra gewicht te krijgen als ze uit de mond komen van een gewichtig persoon zoals bijvoorbeeld een dominee of een arts. Ook al zijn dat de meest afgezaagde gemeenplaatsen. Ze vervullen hierbij de oude rol van tovenaar of sjamaan. 1 Clichés doen ook qua vorm denken aan toverspreuken, ze zijn vaak herhaald, in een vast patroon en hebben een bepaald cadans. Iedere situatie heeft zijn eigen set gemeenplaatsen, net als je voor elke wens een toverspreuk hebt.

Clichés geven schijnveiligheid

In het verlengde van dit magisch denken geven clichés een zekerheid, een illusie dat de wereld toch een veilige plek is, waar alles vertrouwd toeschijnt. Mensen die beginnen met een clichématige opmerking, kijken raar op als iemand weigert op gepaste manier te reageren, maar niet of juist heel letterlijk op reageert. Alsof je iemand de bal toespeelt en de ander die gewoon voor zijn voeten laat rollen of zelfs een andere bal pakt. De eerste spreker zal zich dan enigszins uit het lood geslagen voelen. De mechanische veiligheid is verdwenen, de veiligheid van het automatisme. Clichés zijn immers net hapklare brokken waardoor de spreker niet over elke zin hoeft na te denken. Het is vergelijkbaar met het automatisme waarmee je spieren werken wanneer je een trap afloopt. Daarbij moet je ook niet na gaan denken, dan ligt juist het gevaar op de loer dat je valt. Bovendien is er bij deze hapklare brokken weinig kans is dat de ander jouw woorden verkeerd interpreteert. Zo weet de spreker tenminste zeker dat hij begrepen wordt.

Een cliché kan ook dienen als redmiddel in hachelijke situaties of in het geval dat iemand in verlegenheid is gebracht. Stel je voor je zit met een jong kind in de bus en die zegt plompverloren: “Kijk eens, die mijnheer is helemaal zwart.” Tja, wat zeg je dan? Waarschijnlijk kies je voor de meest uitgesleten, nietszeggende opmerking. Waarschijnlijk iets dergelijks als “Die mijnheer komt uit een heel warm land, waar de zon heel heet schijnt”. Zo’n gemeenplaats heeft de mogelijkheid eigen schaamte af te wenden en tegelijk te voorkomen dat anderen gekwetst worden. Deze opmerking herstelt het evenwicht en brengt de betrokkenen terug naar de routine van het gebruikelijke, het veilige.

Die is een van ons

Clichés hebben aan de ene kant een onderscheidend vermogen, hogeropgeleiden hebben in de regel een hekel aan clichés. Zij horen liever opmerkingen waaraan meer denkkracht is voorafgegaan en betekenisvoller zijn. Aan de andere kant verbinden gemeenplaatsen gelijksoortige mensen met elkaar. 2 Doordat een ander op een juiste manier reageert op een cliché-opmerking, toont die die aan uit hetzelfde hout te zijn gesneden. Het valt mij elke keer weer op dat in de wachtkamer op vliegvelden bepaalde groepen elkaar meteen weten te vinden. Een plek waar niemand elkaar kent, maar waar men toch de tijd moet zien te door te brengen. Ze grappen en lachen, de gemeenplaatsen vliegen door de lucht. Dit is de positieve kant. Zijderveld schrijft echter dat clichés ook de functie van sociale controle kunnen hebben. Een cliché niet begrijpen is dan iets als de verkeerde pincode intoetsen. Je wordt dan niet toegelaten tot de gemeenschap. 3 Je behoort niet tot het vertrouwde, het ‘ons kent ons’.

Omgekeerd kun je in een bepaald gezelschap compleet uit de markt prijzen met uitspraken zoals “weertje, hè”. Bedenk eens wat originelers zie je ze al denken.

Voor buitenlanders die net Nederlands hebben geleerd zijn clichés een waar obstakel. Dat weet ik uit mijn ervaring als NT2-docent. Zij hebben de neiging door hun beperkte kennis van de Nederlandse taal alle woorden letterlijk te vertalen. Wat moet een anderstalige met een uitdrukking als ¨Ja toch, niet dan?¨ Later leert een deel van hen de meest gebruikte clichés wel begrijpen en gebruiken die soms zelf ook.

Elke subcultuur heeft zijn eigen clichés, net als elke beroepsgroep, het zogenoemde vakjargon. Ook heeft elke generatie zijn eigen vocabulaire aan gemeenplaatsen. Een twintigjarige zal niet gauw zeggen “Die…[vul maar een situatie in] die weet wat”. Maar misschien wel: ¨Hoor ik daar een lama schijten?¨ als iemand naast hem of haar onzin staat uit te kramen.

In mijn vorige blog, heb ik een overzicht van clichés in de spreektaal gegeven. Daarin heb ik geprobeerd de verschillende gemeenplaatsen te rubriceren naar soort en situatie waarin ze gebruikt worden.

Als middel om moed in te spreken en…er vanaf te zijn

Gemeenplaatsen zijn uitermate geschikt als je een ander moed in wil spreken, terwijl je het zelf eigenlijk ook niet goed weet. Een verkeerd woord, dat alles nog erger maakt, is gauw uitgesproken. Dus verschuilt men zich graag achter voorgebakken zinsneden als: “Het komt allemaal wel goed”. Zo proberen ze niet onverschillig over te komen. Of erger nog: als mensen zonder enige medische achtergrond zeggen wanneer je net hebt vertelt dat een familielid een ernstige ziekte heeft: ”Ze zijn er vroeg bij, dus dan is de kans op genezing groot”. Al blijkt uit dit laatste voorbeeld dat vaak de grens tussen een cliché ter bemoediging en een dooddoener moeilijk is te trekken. Deze laatste is een handig gereedschap om een (moeilijk) gesprek te beëindigen. De dooddoener zal uitgebreider aan bod komen in een van de komende blogs.

Clichés kunnen ook verzachtend werken, zoals “Ach, dikke mensen zijn clicheschatkamer cliche taal munststukkengezellig”of “Veel geld maakt ook niet gelukkig” tegen iemand die het financieel zuur heeft. (Maar pas op: Als een geringe zweem van ironie in de stem doorklinkt, kunnen ze juist des te harder aankomen.)

Als verdediging kunnen clichés kunnen ook uitstekend gebruikt worden. Een voorbeeld hiervan is “Het gaat niet om de kwantiteit, maar om de kwaliteit”.

Wat is nu cliché?

Er zijn geen regels op te stellen voor wat nu een clichématige uitspraak is en wat niet. Je kan hier spreken van een verglijdende schaal. Wat voor de een als een cliché klinkt, is voor de ander nieuw en gevat. Zoals ik al schreef is dat ook een kwestie van maatschappelijke gelaagdheid, opleiding en leeftijd. Het gebruik van gemeenplaatsen is ook eigenlijk niet te voorkomen. Mensen die een hekel aan clichés hebben, blijken zichzelf ook wel eens te vergrijpen aan een platitude. Bloggers dus ook! Inez van Eijk heeft in haar boek Als mijn tante een snor had… meer dan 5000 uitspraken en gemeenplaatsen geïnventariseerd. De uitspraken zijn afkomstig uit verschillende regio’s en het grappige is dat vele van deze gemeenplaatsen niet meer gangbaar zijn of alleen nog bekend bij ouden van dagen. Die uitspraken zijn eigenlijk cliché-af.

Op Twitter kun je bij @dagelijkscliché elke dag genieten (of je lekker ergeren) van een nieuwe reeks cliché-uitspraken.

 Noten:
1 A.C. Zijderveld, De tirannie van het cliché. Van Loghum Slaterus, Deventer 1982, p 82.
A.C. Zijderveld, De tirannie van het cliché. Van Loghum Slaterus, Deventer 1982, p 94.
3 Idem.

Literatuur:

*De tirannie van het cliché, A.C. Zijderveld, Van Loghum Slaterus, Deventer 1982 of:
http://www.dbnl.org/tekst/zijd004tira01_01/zijd004tira01_01_0005.php
*Taal is zeg maar echt mijn ding, Paulien Cornelisse, 2009, Contact Amsterdam
*En dan nog iets, Paulien Cornelisse,Contact Amsterdam 2012
*Oubotaal, de taal van de kromme tenen, Jan Kuitenbrouwer, 1999, Contact, Amsterdam.
*Hun verloedere me taal, Lydia Rood, Den Haag, 2012.
*Als mijn tante een snor had…, Inez van Eijk, 1995, Contact Amsterdam.

Plaats een reactie